Het is 1896 als Hendrik Alblas uit ’s-Gravendeel een vervoersdienst opricht van ’s-Gravendeel naar Rotterdam en weer terug. Niet met de vrachtauto, maar met een beurtvaartschip. Zijn “lijndienst” verbond de polder met de grote stad. Melk, kaas en andere boerenproducten kwamen zo sneller bij de stadse afnemers aan, terwijl productiegoederen vanuit de stad mee terug genomen konden worden naar de Hoeksche Waard.

Door gestage investering bouwt Alblas al voor de tweede wereldoorlog zijn wagenpark uit tot een – zeker voor die tijd – aanzienlijk formaat.

Ook in de Tweede Wereldoorlog zet de groei voort. Weliswaar worden enkele vrachtwagens door de bezetter in beslag genomen, maar zelfs midden in de oorlogsjaren worden nog nieuwe vrachtwagens aangeschaft.

Zelfs midden in de oorlogsjaren worden nog nieuwe vrachtwagens aangeschaft.

Na de oorlog moet Alblas als maatschappelijke verdienste nog lange tijd vrachtwagens gereed houden om ingezet te kunnen worden door het leger, bij calamiteiten en oorlogsdreiging. Gelukkig komt het niet zover.

In de eerste jaren na de oorlog is Alblas nog vooral een binnenlandse vervoerder, maar in 1960 gaan de eerste Alblas-vrachtwagens ook de grens over. Nederlandse zilveruien, schorseneren en aardbeien worden door Alblas naar Duitsland en Zwitserland getransporteerd. Omdat de vrachtwagens nog niet geconditioneerd zijn, moet er snel gereden worden!

Na de val van de muur volgen de andere Oost-Europese landen snel. Alblas legt een uitgebreid netwerk aan naar het oosten en begint zelfs aan een unieke over-land verbinding naar China. In China worden bovendien een vestiging en twee warehouses in gebruik genomen.